Endo-ERN is focused on 8 main thematic groups (MTGs) which cover rare and/or complex endocrine conditions
Endo-ERN is a network of 100+ Reference Centres (RCs) in 28 EU member states that offers access to clinical experts for patients with rare endocrine conditions.
Endo-ERN is the network for rare endocrine conditions providing healthcare professionals with access to a variety of resources to support patient care.
If you work at a member institution this page will help with your Endo-ERN contributions.
Access to rare disease expertise without the need to travel is a core ERN objective. Our ePAGs contribute to all Endo-ERN activities.
Op deze webpagina vindt u de volgende informatie over MEN2:
Het MEN2-syndroom is een zeldzame erfelijke ziekte. Hierbij ontstaan gezwellen in meerdere klieren en organen. MEN2 staat voor Multipele Endocriene Neoplasie Syndroom type 2. Het is een syndroom waarbij in meerdere hormoonproducerende organen tumoren ontstaan.
Een tumor ontstaat door ongecontroleerde groei van cellen. Tumoren die ontstaan bij MEN2 zijn kunnen kwaadaardig worden.
Er zijn twee typen MEN 2-syndroom: MEN 2A en MEN 2B.
MEN2 is een zeldzame aandoening. Het aantal mensen (in Nederland) met MEN2 wordt geschat tussen de 400 en de 500. Van die patiënten heeft 95% MEN2A.
Iedereen met het MEN2-syndroom heeft het risico om tumoren te ontwikkelen, meestal in meerdere klieren en organen. Dat gebeurt vooral in de schildklieren, bijnieren en bijschildklieren. De verschillende tumoren ontstaan onafhankelijk van elkaar en kunnen dus tegelijkertijd, maar ook na elkaar voorkomen.
De klachten en verschijnselen die ontstaan bij MEN2 hangen af van welke organen, klieren en weefsels precies zijn aangedaan. Daarnaast kunnen de klachten van persoon tot persoon verschillen.
Bij MEN2 syndroom kunnen op verschillende plaatsen tumoren optreden:
Meestal ontwikkelt het medullair schildkliercarcinoom zich langzaam. Het duurt meestal een paar jaren voordat iemand er iets van merkt.
De tumor kan doorgroeien in de omgeving. Ook kan hij uitzaaien naar lymfeklieren in de hals. Via deze lymfeklieren kunnen ook ergens anders in het lichaam uitzaaiingen ontstaan. Vooral in de longen, de lever en de botten.
De schildklier is een hormoonproducerende klier, in de vorm van een vlinder. De schildklier ligt vlak boven het kuiltje van de hals, tegen de luchtpijp aan. De schildklier bestaat uit een linker- en rechterkwab. Vlakbij de schildklier liggen de stembandzenuwen. Deze zenuwen zorgen ervoor dat de stembanden klanken kunnen maken.
Het weefsel van de schildklier is opgebouwd uit een soort blaasjes: follikels. Follikels bestaan uit follikelcellen met daarbinnen een ruimte gevuld met schildkliervocht.
Follikelcellen maken schildklierhormonen aan. Schildklierhormonen stimuleren:
Tussen de follikels liggen C-cellen. Ze liggen tegen de follikelcellen aan. C-cellen maken het hormoon calcitonine, dat een functie heeft in de calciumhuishouding van het lichaam. Medullair schildkliercarcinoom komt voor bij meer dan 90% van de mensen met MEN2A en bij alle mensen met MEN2B.
Klachten van een medullair schildkliercarcinoom kunnen sterk verschillen, afhankelijk van de omvang. Soms kan iemand een knobbeltje voelen in de hals of last hebben met slikken of spreken. Als het hormoon calcitonine sterk verhoogd is, kan dit diarree geven. Sommige patiënten hebben last van heesheid door ingroei van de tumor in de stembandzenuw.
De bijnieren liggen bovenop de nieren. Ze bestaan uit 2 delen:
Het bijniermerg produceert de hormonen adrenaline en noradrenaline en geeft deze af aan het bloed. Deze hormonen helpen het lichaam zich aan te passen bij:
Ze zorgen ervoor dat:
De bijnierschors ligt als een schil om het bijniermerg en produceert onder meer de hormonen cortisol, aldosteron en androgenen.
Bij MEN2A en MEN2B kunnen tumoren ontstaan van het bijniermerg (feochromocytomen). Door een feochromocytoom komt een teveel aan adrenaline en noradrenaline in het bloed.
Bij een feochromocytoom worden klachten veroorzaakt door een teveel van de hormonen adrenaline en/of noradrenaline. Klachten die hierbij kunnen passen zijn:
Ons lichaam heeft meestal vier bijschildklieren, soms meer. De bijschildklieren zijn kleine orgaantjes die in de hals vlak achter de schildklier liggen. De bijschildklieren produceren bijschildklierhormoon PTH. Dit hormoon regelt het calciumgehalte in het bloed door:
Bij gezwellen van de bijschildklieren wordt er te veel bijschildklierhormoon (PTH) gemaakt. Dit leidt tot een verhoogde calciumspiegel in het bloed. Dit kan verschillende klachten geven zoals:
Blijft het bijschildklierhormoongehalte in het bloed lang hoog? Dan wordt steeds meer calcium aan de botten onttrokken. De botten worden daardoor broos. Het risico op botbreuken wordt groter. Ook kan het hoge calciumgehalte van het bloed de nieren laten verkalken en nierstenen veroorzaken. Hierdoor gaan de nieren slechter werken. Daarom moet u hiervoor behandeld worden. Meestal verdwijnen de klachten na de behandeling.
Een tumor ontstaat door ongecontroleerde groei van cellen. Vaak wordt van tumoren aangeduid of ze goedaardig of kwaadaardig zijn. Bij een ‘goedaardig’ gezwel, ook wel benigne tumor genoemd, is er geen sprake van kanker. Goedaardige tumoren kunnen niet uitzaaien, maar ze kunnen wel klachten geven door de plek waar ze zitten. Is een gezwel kwaadaardig, dan is er wel sprake van kanker. Dan kunnen tumorcellen doorgroeien naar andere lichaamsdelen en kan de kanker zich uitzaaien.
In dit hoofdstuk is beschreven op welke plaatsen in het lichaam vaak tumoren voorkomen bij mensen met MEN2. Bij die beschrijvingen vindt u ook informatie over de aard van de tumoren: goedaardig of kwaadaardig.
Het traject tot de diagnose MEN2, kan per patiënt verschillen. Erfelijkheidsonderzoek is erop gericht te achterhalen of een genetische aanleg voor MEN2 in de familie voorkomt. Deskundigen gebruiken hiervoor:
Erfelijkheidsonderzoek naar MEN2-syndroom is noodzakelijk bij:
Wanneer de diagnose MEN2 bij u is gesteld, krijgt u elk jaar controle-onderzoeken. Dat noemen we ook wel: screening. Er wordt gecheckt of er tumoren zijn, en hoe tumoren zich ontwikkelen. Dit ‘periodiek vervolgonderzoek’ is bedoeld om tumoren in een vroeg stadium op te sporen, nog voordat u klachten hebt. Zo kunt u zo snel mogelijk behandeld worden. Dit screenend onderzoek geeft geen garantie dat een eventuele tumor vroeg ontdekt wordt en dat u met succes behandeld wordt, maar het vergroot deze kans wel. Op basis van de uitkomst van deze screeningsonderzoeken wordt met u bepaald welke behandeling eventueel nodig is. Deze jaarlijkse preventieve controle is van levenslang voor mensen met MEN2.
De controles vinden plaats in het ziekenhuis. Dit zijn de controles tijdens dat bezoek:
Met de controle-onderzoeken beoordeelt de arts:
Hebt u klachten en zijn er aanwijzingen dat u een tumor hebt in de bijnieren in het bloedonderzoek? Dan kunt u de volgende onderzoeken krijgen:
Heeft u klachten en aanwijzingen in het bloed voor een tumor in een of meer bijschildklieren? Dan kunt u de volgende onderzoeken krijgen:
Heeft u klachten of zijn er aanwijzingen in het bloed aanwijzingen dat er uitzaaiingen van de schildkliertumor zijn. Dan kunt u de volgende onderzoeken krijgen:
MEN2-syndroom is een erfelijke aandoening. MEN2-syndroom ontstaat doordat er een verandering (mutatie) optreedt in het RET-gen. De ziekte komt meestal voor bij meer familieleden en in verschillende generaties.
De kans dat iemand met het MEN2-syndroom een kind krijgt dat dit ook heeft, is 50%. De kans om de aanleg te erven is even groot voor zonen en dochters. We noemen zo’n patroon van overerving autosomaal-dominant.
Bij MEN 2B komt het vaak voor dat de mutatie nieuw is ontstaan. Dan is diegene de enige in de familie met MEN 2B. Bij MEN 2A en MEN 1 is dit bijna nooit zo.
De oorzaak van het MEN2-syndroom is een erfelijke mutatie in het MEN2-gen. Een ander woord hiervoor is RET-gen. Het RET-gen ligt op chromosoom 10. Het RET-gen bevat de code voor een eiwit dat de cel kan aanzetten tot delen. De cel moet daar eerst een signaal voor ontvangen.
Bij een mutatie van het RET-gen worden cellen ook zonder dat signaal aangezet om te delen. Zo gaan cellen zich ongeremd delen. Hierdoor ontstaat een tumor. Het RET-gen heet daarom ook wel een oncogen of kankergen.
Er zijn veel verschillende mutaties in het RET-gen bekend die het MEN2-syndroom veroorzaken. Iemand kan een meer of minder ernstige vorm van MEN2 krijgen. Dit hangt af van de RET-mutatie die hij heeft. Afhankelijk van de specifieke mutatie ontstaat schildklierkanker bij de ene mutatie op jongere leeftijd en bij de andere mutatie op latere leeftijd. Daarnaast komen in sommige MEN2-families alleen schildkliertumoren voor. In andere families bijvoorbeeld ook bijnier- en bijschildkliertumoren. De ziekte komt meestal voor bij meer familieleden en in verschillende generaties.
Familieleden die de mutatie niet hebben, kunnen deze ook niet doorgeven aan hun kinderen. Zijzelf en hun kinderen hebben geen verhoogd risico om tumoren te krijgen die passen bij MEN2.
Soms komt het voor dat iemand het MEN2-syndroom heeft, maar allebei de ouders niet. Dan is de ‘fout’ in het RET-gen bij deze persoon nieuw ontstaan. We noemen dit een spontane genmutatie. Dit zien we regelmatig bij MEN2B.
Als bekend is dat in een familie een genmutatie voorkomt, dan kan DNA-onderzoek uitwijzen wie drager is en wie niet.
Hier vindt u meer (algemene informatie) over erfelijkheid.
Bij MEN2 kunt u verschillende tumoren krijgen die in verschillende lichaamsdelen kunnen voorkomen. Ze kunnen goedaardig of kwaadaardig zijn. Daardoor verschilt de behandeling per persoon. Vaak zal het gaan om operatieve verwijdering.
MEN is een syndroom waarvan u niet kunt genezen. De aandoeningen die het gevolg zijn van MEN kunnen soms wel genezen worden, hoewel ze daarna ook weer terug kunnen keren. Een tumorbehandeling kan gericht zijn op genezing, maar ook op het remmen van de ziekte. De arts kijkt samen met u wat in uw situatie de mogelijkheden zijn.
Een genezende behandeling noemen we ook wel curatief. Een behandeling die gericht is op ‘zo lang mogelijk een leven met goede kwaliteit’ noemen we palliatief.
Vanwege het hoge risico op kwaadaardige schildkliertumoren wordt de schildklier bij kinderen met het MEN2A-syndroom uit voorzorg verwijderd. Op welke leeftijd dit gebeurt, hangt af van de precieze ‘fout’ in het RET-gen. Ook als pas op latere leeftijd de diagnose MEN2A gesteld wordt, wordt de schildklier verwijderd.
U wordt behandeld door een multidisciplinair team: een team van artsen met verschillende specialismen. U leest daar meer over in deel 9 Expertisecentra en werkwijze.
Patiënten kunnen als het gevolg van ziekte problemen ervaren op verschillende gebieden: lichamelijk, emotioneel, sociaal, praktisch en levensbeschouwelijk. Lichamelijke problemen houden vaak verband met de ziekte zelf, of met de behandeling. Mogelijke problemen op emotioneel gebied zijn: angst, somberheid, verwerkingsproblemen, gevoel van controleverlies en cognitieve problemen.
Een erfelijke ziekte in de familie brengt vaak veel teweeg. Zeker bij ziekten die, zoals MEN, dominant overerven, en waar je iets aan kunt doen. De jaarlijkse controles behandelmogelijkheden kunnen veel leed voorkomen en soms zelfs levens redden. Dan is het belangrijk dat familieleden weten dat ze risico kunnen lopen. Maar mensen hebben het volste recht om niet te willen weten of zij drager zijn van de ziekte. Er kunnen dus strijdige belangen en gevoelens leven in families: geen eenvoudige opgave om mee om te gaan!
In de MEN Expertisecentra werken mensen die families daarin kunnen ondersteunen.
Mensen met MEN2 kunnen problemen ervaren in hun gezinsleven. Dat kan gaan over praktische zaken, zoals het huishouden, maar ook over de zorg voor het gezin. Tenslotte kunnen patiënten worstelen met zingevings- en levensbeschouwelijke vragen. Het totaal van deze problemen wordt ‘distress’ genoemd. Een groot deel van de patiënten blijkt goed in staat om met hulp van naasten en het (para)medische team deze aspecten van het ziek zijn te verwerken. Maar er zijn ook patiënten die professionele psychosociale hulp nodig hebben.
Keuzes rondom het krijgen van kinderen liggen moeilijker wanneer een van de (wens)ouders MEN2 heeft. Er bestaat immers een risico dat MEN2 wordt doorgegeven aan het kind. Maar kinderwens wordt ook een complexe vraag doordat één van de ouders een grote kans heeft op het ontwikkelen van tumoren/kanker.
De mogelijkheden van patiënten met een kinderwens zijn:
Bij zwangere vrouwen met MEN2 is extra aandacht en begeleiding nodig, bij voorkeur al voordat de zwangerschap een feit is. In de eerste plaats om te voorkomen dat symptomen van een tumor die zich ontwikkelt per ongeluk worden gezien als verschijnselen die horen bij de zwangerschap. In de tweede plaats vormt zwangerschap een extra risico dat bestaande tumoren problemen geven.
Download hier de brochure Kinderwens en erfelijkheid van Erfocentrum
MEN2 is een complex en zeldzaam ziektebeeld is. De controles en behandeling kunnen het beste plaatsvinden in een centrum met specifieke kennis en ervaring op het gebied van het MEN2-syndroom.
Er zijn vier expertisecentra voor MEN2 in Nederland. De zorgverleners in die centra hebben al jaren uitgebreide ervaring met de behandeling van patiënten met het MEN2-syndroom. Het overgrote deel van de mensen met MEN2 is bij een van deze vier centra onder behandeling en controle..
In het centrum dat gespecialiseerd is in de behandeling van MEN heeft het gehele behandelteam specifieke kennis en expertise op het gebied van de zeldzaam voorkomende MEN-syndromen. De werkwijze van het ziekenhuis kan per centrum iets verschillen. U krijgt een arts die u behandelt. Er wordt ook met u afgesproken hoe/met wie u contact kunt opnemen als u vragen hebt. Op deze webpagina’s vindt u links naar de Expertisecentra voor MEN2. Op hun sites leest u hoe de zorg voor patiënten met MEN is georganiseerd.
Bij de behandeling is een volledig team van specialisten betrokken, die gespecialiseerd zijn in MEN2. In dit team werken een internist-endocrinoloog, endocrien chirurg, verpleegkundig specialist, medisch oncoloog, kinder-endocrinoloog, nucleair geneeskundige, patholoog, radioloog en klinisch geneticus. Elke week worden de patiënten in dit multidisciplinaire team besproken; op alle gebieden is specifieke expertise aanwezig. Bij de behandeling van MEN2 zijn zorgverleners met verschillende disciplines (vakgebieden) betrokken:
Als een MEN2-patiënt bij een Expertisecentrum voor MEN-syndromen onder behandeling en controle is, heeft dat centrum overzicht over de afspraken. De patiënt krijgt dan oproepen voor screeningsonderzoeken. Als dat niet actief gecoördineerd wordt door het behandelend ziekenhuis, kan de huisarts de patiënt begeleiden bij het op tijd maken van screeningsafspraken.
De huisarts heeft contact met de hoofdbehandelaar in het ziekenhuis. Zij stemmen samen af wat het beleid is voor uw controles en behandeling. In overleg met u wordt ook afgesproken wie uw eerste aanspreekpunt is bij niet-medische vragen en problemen ten gevolge van MEN2. De huisarts kan tevens ondersteunen bij praktische en psychosociale hulpvragen (aanpassingen, voorzieningen).
MEN2 kan ingrijpende gevolgen hebben. Niet alleen strikt medisch, maar bijvoorbeeld ook op het gebied van familieverhoudingen, of werk. Wanneer u ondersteuning zoekt, kunt u onder meer terecht bij:
Subscribe to our email newsletter for useful information and valuable resources.