MTG4:
Genetic Endocrine Tumour Syndromes

MEN 2

Op deze webpagina vindt u de volgende informatie over MEN2:

Algemene informatie

Wat is MEN2?

Het MEN2-syndroom is een zeldzame erfelijke ziekte. Hierbij ontstaan gezwellen in meerdere klieren en organen. MEN2 staat voor Multipele Endocriene Neoplasie Syndroom type 2. Het is een syndroom waarbij in meerdere hormoonproducerende organen tumoren ontstaan.

Een tumor ontstaat door ongecontroleerde groei van cellen. Tumoren die ontstaan bij MEN2 zijn kunnen kwaadaardig worden.

Er zijn twee typen MEN 2-syndroom: MEN 2A en MEN 2B.

Hoe vaak komt het voor

MEN2 is een zeldzame aandoening. Het aantal mensen (in Nederland) met MEN2 wordt geschat tussen de 400 en de 500. Van die patiënten heeft 95% MEN2A.

Op welke leeftijd

  • Verschijnselen van MEN2A kunnen op de vroege kinderleeftijd ontstaan, maar ook op latere leeftijd.
  • Verschijnselen van MEN2B ontstaan al op zeer jonge leeftijd.

Verschijnselen van de ziekte (symptomen)

Iedereen met het MEN2-syndroom heeft het risico om tumoren te ontwikkelen, meestal in meerdere klieren en organen. Dat gebeurt vooral in de schildklieren, bijnieren en bijschildklieren. De verschillende tumoren ontstaan onafhankelijk van elkaar en kunnen dus tegelijkertijd, maar ook na elkaar voorkomen.

Welke klachten kun je krijgen

De klachten en verschijnselen die ontstaan bij MEN2 hangen af van welke organen, klieren en weefsels precies zijn aangedaan. Daarnaast kunnen de klachten van persoon tot persoon verschillen.

  • Verschijnselen van MEN2A kunnen op de vroege kinderleeftijd ontstaan, maar ook op latere leeftijd.
  • Verschijnselen van MEN2B ontstaan al op zeer jonge leeftijd. Tumoren in het maagdarmkanaal bij patiënten met MEN2B kunnen, soms al op babyleeftijd, klachten geven zoals buikpijn, hardnekkige obstipatie of diarree.

Bij MEN2 syndroom kunnen op verschillende plaatsen tumoren optreden:

  • Tumor in de schildklier;
  • Tumor in de bijnieren;
  • Tumor in de bijschildklieren (alleen bij MEN2A).

Gezwellen (tumoren)

In welke organen kunnen de gezwellen zitten

Tumor in de schildklier

Bijschildklieren
Schildklier (roze) en bijschildklieren (de bruine puntjes op de schildklieren)
Bij bijna alle mensen met het MEN2-syndroom ontstaat vroeg of laat een tumor in de schildklier. Ongecontroleerde groei van zogenoemde C-cellen in allebei de schildklierkwabben leiden dan tot een kwaadaardige tumor. Deze kwaadaardige tumor noemen we een medullair schildkliercarcinoom.

Groeiwijze

Meestal ontwikkelt het medullair schildkliercarcinoom zich langzaam. Het duurt meestal een paar jaren voordat iemand er iets van merkt.
De tumor kan doorgroeien in de omgeving. Ook kan hij uitzaaien naar lymfeklieren in de hals. Via deze lymfeklieren kunnen ook ergens anders in het lichaam uitzaaiingen ontstaan. Vooral in de longen, de lever en de botten.

Schildklier

De schildklier is een hormoonproducerende klier, in de vorm van een vlinder. De schildklier ligt vlak boven het kuiltje van de hals, tegen de luchtpijp aan. De schildklier bestaat uit een linker- en rechterkwab. Vlakbij de schildklier liggen de stembandzenuwen. Deze zenuwen zorgen ervoor dat de stembanden klanken kunnen maken.

Follikels en C-cellen

Het weefsel van de schildklier is opgebouwd uit een soort blaasjes: follikels. Follikels bestaan uit follikelcellen met daarbinnen een ruimte gevuld met schildkliervocht.
Follikelcellen maken schildklierhormonen aan. Schildklierhormonen stimuleren:

  • De stofwisseling
  • De verbranding in de cellen
  • De groei van nieuwe cellen, ook van bijvoorbeeld haren en nagels

Tussen de follikels liggen C-cellen. Ze liggen tegen de follikelcellen aan. C-cellen maken het hormoon calcitonine, dat een functie heeft in de calciumhuishouding van het lichaam. Medullair schildkliercarcinoom komt voor bij meer dan 90% van de mensen met MEN2A en bij alle mensen met MEN2B.

Klachten en symptomen

Klachten van een medullair schildkliercarcinoom kunnen sterk verschillen, afhankelijk van de omvang. Soms kan iemand een knobbeltje voelen in de hals of last hebben met slikken of spreken. Als het hormoon calcitonine sterk verhoogd is, kan dit diarree geven. Sommige patiënten hebben last van heesheid door ingroei van de tumor in de stembandzenuw.

Tumor in de bijnieren

Bijnieren
Nieren (bruin) en Bijnieren (oranje)
Ongeveer de helft van de patiënten met MEN2 krijgt een tumor in de bijnieren. Van deze mensen krijgt 70% een tumor in allebei de bijnieren. De tumor zit altijd in het bijniermerg. Zo’n tumor heet ook wel een feochromocytoom. Een feochromocytoom bij een patiënt met MEN2A is bijna altijd goedaardig.

Bijnieren

De bijnieren liggen bovenop de nieren. Ze bestaan uit 2 delen:

  • Het bijniermerg (binnenkant)
  • De bijnierschors (buitenkant)

Het bijniermerg produceert de hormonen adrenaline en noradrenaline en geeft deze af aan het bloed. Deze hormonen helpen het lichaam zich aan te passen bij:

  • Psychische stress, zoals angst
  • Lichamelijke stress bij bijvoorbeeld inspanning of griep.

Ze zorgen ervoor dat:

  • De hartslag en de ademhaling versnelt
  • De bloeddruk stijgt
  • De bloedvaten in de spieren verwijdt
  • Meer energie vrijkomt door afbraak van suikers

Bijnierschors

De bijnierschors ligt als een schil om het bijniermerg en produceert onder meer de hormonen cortisol, aldosteron en androgenen.

Bij MEN2A en MEN2B kunnen tumoren ontstaan van het bijniermerg (feochromocytomen). Door een feochromocytoom komt een teveel aan adrenaline en noradrenaline in het bloed.

Klachten en symptomen

Bij een feochromocytoom worden klachten veroorzaakt door een teveel van de hormonen adrenaline en/of noradrenaline. Klachten die hierbij kunnen passen zijn:

  • Hoofdpijn
  • Hoge bloeddruk
  • Hartkloppingen
  • Veel zweten
  • Angst
  • Trillingen
  • Bleekheid
  • Pijn op de borst
  • Misselijkheid en overgeven

Tumor in de bijschildklieren

Bijschildklieren
Schildklier (roze) en bijschildklieren (de bruine puntjes op de schildklieren)
Ongeveer 20% van de patiënten met MEN2A krijgt een bijschildkliertumor. Deze tumoren zijn meestal goedaardig. Ze veroorzaken een teveel aan het bijschildklierhormoon. Dit noemen we hyperparathyreoïdie. Door deze overproductie raakt het calciumgehalte in het bloed verhoogd.

Ons lichaam heeft meestal vier bijschildklieren, soms meer. De bijschildklieren zijn kleine orgaantjes die in de hals vlak achter de schildklier liggen. De bijschildklieren produceren bijschildklierhormoon PTH. Dit hormoon regelt het calciumgehalte in het bloed door:

  • Calciumopname uit de botten en uit voedsel te bevorderen;
  • Uitscheiding van calcium in de urine te remmen.

Klachten en symptomen

Bij gezwellen van de bijschildklieren wordt er te veel bijschildklierhormoon (PTH) gemaakt. Dit leidt tot een verhoogde calciumspiegel in het bloed. Dit kan verschillende klachten geven zoals:

  • Vermoeidheid
  • Somberheid
  • Verlies van energie
  • Buikpijn
  • Obstipatie
  • Jeuk
  • Overmatige dorst
  • Overmatig plassen

Blijft het bijschildklierhormoongehalte in het bloed lang hoog? Dan wordt steeds meer calcium aan de botten onttrokken. De botten worden daardoor broos. Het risico op botbreuken wordt groter. Ook kan het hoge calciumgehalte van het bloed de nieren laten verkalken en nierstenen veroorzaken. Hierdoor gaan de nieren slechter werken. Daarom moet u hiervoor behandeld worden. Meestal verdwijnen de klachten na de behandeling.

Goedaardig en kwaadaardig

Een tumor ontstaat door ongecontroleerde groei van cellen. Vaak wordt van tumoren aangeduid of ze goedaardig of kwaadaardig zijn. Bij een ‘goedaardig’ gezwel, ook wel benigne tumor genoemd, is er geen sprake van kanker. Goedaardige tumoren kunnen niet uitzaaien, maar ze kunnen wel klachten geven door de plek waar ze zitten. Is een gezwel kwaadaardig, dan is er wel sprake van kanker. Dan kunnen tumorcellen doorgroeien naar andere lichaamsdelen en kan de kanker zich uitzaaien.

In dit hoofdstuk is beschreven op welke plaatsen in het lichaam vaak tumoren voorkomen bij mensen met MEN2. Bij die beschrijvingen vindt u ook informatie over de aard van de tumoren: goedaardig of kwaadaardig.

Bevestiging van de aandoening (diagnose)

Hoe komt de dokter erachter wat ik heb

Het traject tot de diagnose MEN2, kan per patiënt verschillen. Erfelijkheidsonderzoek is erop gericht te achterhalen of een genetische aanleg voor MEN2 in de familie voorkomt. Deskundigen gebruiken hiervoor:

  • Stamboomonderzoek
  • DNA-onderzoek in bloed

Erfelijkheidsonderzoek naar MEN2-syndroom is noodzakelijk bij:

  • Eerstegraads familieleden (ouders en kinderen) van een patiënt met MEN2-syndroom
  • Patiënten met medullair schildkliercarcinoom
  • Patiënten jonger dan 50 jaar met een feochromocytoom

Elk jaar controle-onderzoeken voor mensen met MEN2

Tumorscreening

Wanneer de diagnose MEN2 bij u is gesteld, krijgt u elk jaar controle-onderzoeken. Dat noemen we ook wel: screening. Er wordt gecheckt of er tumoren zijn, en hoe tumoren zich ontwikkelen. Dit ‘periodiek vervolgonderzoek’ is bedoeld om tumoren in een vroeg stadium op te sporen, nog voordat u klachten hebt. Zo kunt u zo snel mogelijk behandeld worden. Dit screenend onderzoek geeft geen garantie dat een eventuele tumor vroeg ontdekt wordt en dat u met succes behandeld wordt, maar het vergroot deze kans wel. Op basis van de uitkomst van deze screeningsonderzoeken wordt met u bepaald welke behandeling eventueel nodig is. Deze jaarlijkse preventieve controle is van levenslang voor mensen met MEN2.

Controle-onderzoek

De controles vinden plaats in het ziekenhuis. Dit zijn de controles tijdens dat bezoek:

  • De arts vraagt naar mogelijke gezondheidsklachten
  • De arts doet lichamelijk onderzoek
  • De arts laat uw bloed onderzoeken
  • Zo nodig is er ook een radiologisch onderzoek, zoals een MRICT-scan of echografie.

Met de controle-onderzoeken beoordeelt de arts:

  • Hoeveel calcitonine er in het bloed zit. Hebt u iets meer van dit hormoon in uw bloed? Dan betekent dit vaak dat er schildklierkankercellen zijn. De arts zal het calcitoninegehalte minstens 1 keer per jaar meten.
  • Hoeveel calcium en PTH er in uw bloed zit. PTH is het bijschildklierhormoon. Dit onderzoek krijgt u eenmaal per jaar. Stijgen de hoeveelheden in het bloed? Dan is soms aanvullend onderzoek naar de bijschildklieren nodig.
  • Hoeveel bijniermerghormonen in het bloed zitten. Dit onderzoek krijgt u tenminste één keer per jaar.
  • Als er radiologisch onderzoek wordt gedaan, heeft dat tot doel om eventuele nieuwe tumoren vroeg op te sporen.

Aanvullende onderzoeken

Hebt u klachten en zijn er aanwijzingen dat u een tumor hebt in de bijnieren in het bloedonderzoek? Dan kunt u de volgende onderzoeken krijgen:

  • MRI-scan of CT-scan
  • Nucleair onderzoek: met dit onderzoek ziet de arts waar de bijniertumor(en) precies zit(ten)

Heeft u klachten en aanwijzingen in het bloed voor een tumor in een of meer bijschildklieren? Dan kunt u de volgende onderzoeken krijgen:

  • echografie
  • Nucleair onderzoek: dit onderzoek maakt zichtbaar waar de bijschildkliertumor(en) precies zit(ten)

Heeft u klachten of zijn er aanwijzingen in het bloed aanwijzingen dat er uitzaaiingen van de schildkliertumor zijn. Dan kunt u de volgende onderzoeken krijgen:

Oorzaak: Erfelijkheid

Erfelijke aanleg bij MEN2-syndroom

MEN2-syndroom is een erfelijke aandoening. MEN2-syndroom ontstaat doordat er een verandering (mutatie) optreedt in het RET-gen. De ziekte komt meestal voor bij meer familieleden en in verschillende generaties.

De kans dat iemand met het MEN2-syndroom een kind krijgt dat dit ook heeft, is 50%. De kans om de aanleg te erven is even groot voor zonen en dochters. We noemen zo’n patroon van overerving autosomaal-dominant.

Bij MEN 2B komt het vaak voor dat de mutatie nieuw is ontstaan. Dan is diegene de enige in de familie met MEN 2B. Bij MEN 2A en MEN 1 is dit bijna nooit zo.

De gen-mutatie

De oorzaak van het MEN2-syndroom is een erfelijke mutatie in het MEN2-gen. Een ander woord hiervoor is RET-gen. Het RET-gen ligt op chromosoom 10. Het RET-gen bevat de code voor een eiwit dat de cel kan aanzetten tot delen. De cel moet daar eerst een signaal voor ontvangen.

Bij een mutatie van het RET-gen worden cellen ook zonder dat signaal aangezet om te delen. Zo gaan cellen zich ongeremd delen. Hierdoor ontstaat een tumor. Het RET-gen heet daarom ook wel een oncogen of kankergen.

Er zijn veel verschillende mutaties in het RET-gen bekend die het MEN2-syndroom veroorzaken. Iemand kan een meer of minder ernstige vorm van MEN2 krijgen. Dit hangt af van de RET-mutatie die hij heeft. Afhankelijk van de specifieke mutatie ontstaat schildklierkanker bij de ene mutatie op jongere leeftijd en bij de andere mutatie op latere leeftijd. Daarnaast komen in sommige MEN2-families alleen schildkliertumoren voor. In andere families bijvoorbeeld ook bijnier- en bijschildkliertumoren. De ziekte komt meestal voor bij meer familieleden en in verschillende generaties.

Familieleden die de mutatie niet hebben, kunnen deze ook niet doorgeven aan hun kinderen. Zijzelf en hun kinderen hebben geen verhoogd risico om tumoren te krijgen die passen bij MEN2.

Soms komt het voor dat iemand het MEN2-syndroom heeft, maar allebei de ouders niet. Dan is de ‘fout’ in het RET-gen bij deze persoon nieuw ontstaan. We noemen dit een spontane genmutatie. Dit zien we regelmatig bij MEN2B.

Hoe komt u erachter of u MEN2 hebt geërfd

Als bekend is dat in een familie een genmutatie voorkomt, dan kan DNA-onderzoek uitwijzen wie drager is en wie niet.

Meer informatie over erfelijkheid

Hier vindt u meer (algemene informatie) over erfelijkheid.

Behandeling

Tumorbehandeling

Bij MEN2 kunt u verschillende tumoren krijgen die in verschillende lichaamsdelen kunnen voorkomen. Ze kunnen goedaardig of kwaadaardig zijn. Daardoor verschilt de behandeling per persoon. Vaak zal het gaan om operatieve verwijdering.

Doel van de behandeling

MEN is een syndroom waarvan u niet kunt genezen. De aandoeningen die het gevolg zijn van MEN kunnen soms wel genezen worden, hoewel ze daarna ook weer terug kunnen keren. Een tumorbehandeling kan gericht zijn op genezing, maar ook op het remmen van de ziekte. De arts kijkt samen met u wat in uw situatie de mogelijkheden zijn.

Een genezende behandeling noemen we ook wel curatief. Een behandeling die gericht is op ‘zo lang mogelijk een leven met goede kwaliteit’ noemen we palliatief.

Preventieve verwijdering van de schildklier

Vanwege het hoge risico op kwaadaardige schildkliertumoren wordt de schildklier bij kinderen met het MEN2A-syndroom uit voorzorg verwijderd. Op welke leeftijd dit gebeurt, hangt af van de precieze ‘fout’ in het RET-gen. Ook als pas op latere leeftijd de diagnose MEN2A gesteld wordt, wordt de schildklier verwijderd.

Door welke dokters word ik behandeld

U wordt behandeld door een multidisciplinair team: een team van artsen met verschillende specialismen. U leest daar meer over in deel 9 Expertisecentra en werkwijze.

Psychosociale aspecten

Patiënten kunnen als het gevolg van ziekte problemen ervaren op verschillende gebieden: lichamelijk, emotioneel, sociaal, praktisch en levensbeschouwelijk. Lichamelijke problemen houden vaak verband met de ziekte zelf, of met de behandeling. Mogelijke problemen op emotioneel gebied zijn: angst, somberheid, verwerkingsproblemen, gevoel van controleverlies en cognitieve problemen.

Wat betekent het voor mij en mijn familie

Een erfelijke ziekte in de familie brengt vaak veel teweeg. Zeker bij ziekten die, zoals MEN, dominant overerven, en waar je iets aan kunt doen. De jaarlijkse controles behandelmogelijkheden kunnen veel leed voorkomen en soms zelfs levens redden. Dan is het belangrijk dat familieleden weten dat ze risico kunnen lopen. Maar mensen hebben het volste recht om niet te willen weten of zij drager zijn van de ziekte. Er kunnen dus strijdige belangen en gevoelens leven in families: geen eenvoudige opgave om mee om te gaan!

In de MEN Expertisecentra werken mensen die families daarin kunnen ondersteunen.

Mensen met MEN2 kunnen problemen ervaren in hun gezinsleven. Dat kan gaan over praktische zaken, zoals het huishouden, maar ook over de zorg voor het gezin. Tenslotte kunnen patiënten worstelen met zingevings- en levensbeschouwelijke vragen. Het totaal van deze problemen wordt ‘distress’ genoemd. Een groot deel van de patiënten blijkt goed in staat om met hulp van naasten en het (para)medische team deze aspecten van het ziek zijn te verwerken. Maar er zijn ook patiënten die professionele psychosociale hulp nodig hebben.

Kinderwens en zwangerschap

Keuzes rondom het krijgen van kinderen liggen moeilijker wanneer een van de (wens)ouders MEN2 heeft. Er bestaat immers een risico dat MEN2 wordt doorgegeven aan het kind. Maar kinderwens wordt ook een complexe vraag doordat één van de ouders een grote kans heeft op het ontwikkelen van tumoren/kanker.

De mogelijkheden van patiënten met een kinderwens zijn:

  • natuurlijke zwangerschap met 50% risico dat het kind is aangedaan;
  • prenatale diagnostiek met zwangerschapsafbreking bij een aangedaan kind;
  • preïmplantatie genetische diagnostiek (PGD);
  • ei-/zaadceldonatie;
  • adoptie;
  • kinderloos blijven.

Bij zwangere vrouwen met MEN2 is extra aandacht en begeleiding nodig, bij voorkeur al voordat de zwangerschap een feit is. In de eerste plaats om te voorkomen dat symptomen van een tumor die zich ontwikkelt per ongeluk worden gezien als verschijnselen die horen bij de zwangerschap. In de tweede plaats vormt zwangerschap een extra risico dat bestaande tumoren problemen geven.

Download hier de brochure Kinderwens en erfelijkheid van Erfocentrum

Expertisecentra en werkwijze

Kan ik in elk ziekenhuis behandeld?

MEN2 is een complex en zeldzaam ziektebeeld is. De controles en behandeling kunnen het beste plaatsvinden in een centrum met specifieke kennis en ervaring op het gebied van het MEN2-syndroom.

Er zijn vier expertisecentra voor MEN2 in Nederland. De zorgverleners in die centra hebben al jaren uitgebreide ervaring met de behandeling van patiënten met het MEN2-syndroom. Het overgrote deel van de mensen met MEN2 is bij een van deze vier centra onder behandeling en controle..

Wat is de werkwijze in het ziekenhuis?

In het centrum dat gespecialiseerd is in de behandeling van MEN heeft het gehele behandelteam specifieke kennis en expertise op het gebied van de zeldzaam voorkomende MEN-syndromen. De werkwijze van het ziekenhuis kan per centrum iets verschillen. U krijgt een arts die u behandelt. Er wordt ook met u afgesproken hoe/met wie u contact kunt opnemen als u vragen hebt. Op deze webpagina’s vindt u links naar de Expertisecentra voor MEN2. Op hun sites leest u hoe de zorg voor patiënten met MEN is georganiseerd.

Multidisciplinair team

Bij de behandeling is een volledig team van specialisten betrokken, die gespecialiseerd zijn in MEN2. In dit team werken een internist-endocrinoloog, endocrien chirurg, verpleegkundig specialist, medisch oncoloog, kinder-endocrinoloog, nucleair geneeskundige, patholoog, radioloog en klinisch geneticus. Elke week worden de patiënten in dit multidisciplinaire team besproken; op alle gebieden is specifieke expertise aanwezig. Bij de behandeling van MEN2 zijn zorgverleners met verschillende disciplines (vakgebieden) betrokken:

  • Internist-endocrinoloog
  • Klinisch geneticus
  • Chirurg
  • Nucleair geneeskundige
  • Verpleegkundig specialist

Ondersteuning buiten het ziekenhuis

Wat is de rol van mijn huisarts

Als een MEN2-patiënt bij een Expertisecentrum voor MEN-syndromen onder behandeling en controle is, heeft dat centrum overzicht over de afspraken. De patiënt krijgt dan oproepen voor screeningsonderzoeken. Als dat niet actief gecoördineerd wordt door het behandelend ziekenhuis, kan de huisarts de patiënt begeleiden bij het op tijd maken van screeningsafspraken.

De huisarts heeft contact met de hoofdbehandelaar in het ziekenhuis. Zij stemmen samen af wat het beleid is voor uw controles en behandeling. In overleg met u wordt ook afgesproken wie uw eerste aanspreekpunt is bij niet-medische vragen en problemen ten gevolge van MEN2. De huisarts kan tevens ondersteunen bij praktische en psychosociale hulpvragen (aanpassingen, voorzieningen).

Waar kan ik verder terecht voor hulp

MEN2 kan ingrijpende gevolgen hebben. Niet alleen strikt medisch, maar bijvoorbeeld ook op het gebied van familieverhoudingen, of werk. Wanneer u ondersteuning zoekt, kunt u onder meer terecht bij:

  • Zorgverleners in uw eigen woonplaats: Een diëtist of fysiotherapeut die kennis heeft van VHL
  • MEE – ondersteuning voor mensen met een beperking of chronische ziekte
  • De bedrijfsarts van uw arbodienst
  • IPSO Inloophuizen voor mensen met kanker en hun naasten, download brochure.
  • Stichting Opsporing Erfelijke Tumoren (StOET): landelijke registratie van families waarin waarschijnlijk sprake is van een erfelijke vorm van kanker.

Lotgenotengroepen

Belangengroep MEN

Information video for patients and healthcare professionals

Type and Press “enter” to Search

Search